10 Kenmerken van een levende gemeente

Hand. 2:41-47; :31-37; 9:31

In het boek Handelingen der Apostelen vinden wij 10 kenmerken waaraan de eerste gemeente in Jeruzalem voldeed. Het betreft hele speciale aspecten en naarmate een gemeente meer van deze kenmerken heeft, zit er ook meer leven in zo'n gemeente. 

1. Geloof


" Degenen die zijn woorden aanvaardden”. Hand. 2:41 In het Grieks, ook in de Statenvertaling, wordt er een woord aan toegevoegd: "gaarne". "Zij aanvaardden graag zijn woord." Het woord, dat hier met "aanvaarden" vertaald is, betekent ook "verwelkomen", "van harte ontvangen". Er is dus sprake van een "graag" en "van harte ontvangen". Deze mensen geloofden van harte in het gepredikte Woord!  Deze mensen aanvaardden het woord, dat Petrus predikte. Uit Handelingen 4:20 weten wij, dat de apostelen in hun prediking uitgingen van het kruis van Christus èn dat zij de opstanding van de Here Jezus uit de dood predikten. Het kruis was voor deze mensen (de bevolking) een bekend gegeven; van de opstanding wist niet iedereen. 

Handelingen 6:7 zegt: “Het Woord van God vond steeds meer gehoor, zodat het aantal leerlingen in Jeruzalem sterk groeide; ook een grote groep priesters aanvaardde het geloof ”.  

De luisteraars aanvaardden het woord, dat gepredikt werd, niet alleen als een woord van de predikers, maar als een boodschap van de Levende God. Zo moeten predikers zich ook bewust zijn, dat zij de boodschap van de Bijbel moeten prediken en zo moeten luisteraars zo'n prediking ook aannemen. Een prediking die wemelt van de leuke verhaaltjes en voorbeelden is misschien een aardige tijdvulling, maar is geen prediking van het Woord van God. Het Woord van God is levend en krachtig.

Aan de basis van de gemeente staat het kenmerk van geloof en geloofsaanvaarding. De levende gemeente bestaat uit mensen, die allemaal tot geloof gekomen zijn en vanuit een levende relatie met Jezus Christus tot de plaatselijke gemeente zijn toegetreden. Alle leden moeten zich persoonlijk bewust zijn van een levende relatie met de Here Jezus. In de tweede plaats moeten geloof en geloofsaanvaarding opnieuw werkzaam zijn, maar nu vanuit de gemeente. Geloof en geloofsaanvaarding leiden dus naar de gemeente toe, waardoor mensen voor de Here Jezus worden gewonnen. Daarna gaan diezelfde mensen, nu vanuit de gemeente weer op pad om anderen voor de Here Jezus te winnen. Christenen behoren anderen te winnen voor de Here Jezus! 

2. Doop 


" Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen." (Hand. 2:41) 

Twee zaken vallen hier op: 
a. het woord dat hier en elders voor "dopen" wordt gebruikt, betekent altijd en alleen "onderdompelen". Ook al hebben de vertalers in sommige Bijbelvertalingen dat ten onrechte steeds vertaald als "dopen met water" het staat in het Grieks steeds als "dopen in water". 

b. zij werden niet op verzoek van anderen gedoopt, maar op eigen verzoek. Zij lieten zichzelf dopen. Het was niet een beslissing van ouders over kleine, onmondige kinderen; het was steeds een beslissing van mondige mensen, die zelf geloofden en nu zelf tot de doop gekomen waren. 

3. Groei van de gemeente


" Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer 3000 mensen”. (Handelingen 2:41) Hand. 2:47 maakt het wat duidelijker, door te zeggen: "De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden". Behouden mensen werden dagelijks toegevoegd "aan de kring"(een ander woord voor de gemeente). Hand. 5:14 vult hierbij aan: "Steeds meer mensen gingen in de Heer geloven, een groot aantal mannen zowel als vrouwen”.

Een levende gemeente moet een groeiende gemeente zijn. Deze groei is echter niet in de eerste plaats het werk van de voorganger, de evangelisatieleid(st)er of de leden van de gemeente, maar van de Heilige Geest. Handelingen 9:31 getuigt van de eerste christenen: "De gelovigen leefden in ontzag voor de Heer, en dankzij de bijstand van de Heilige Geest nam hun aantal steeds meer toe”. De Heilige Geest overtuigde de zondaars van zonde, gerechtigheid en oordeel. De Heilige Geest werkte in de harten van de ongelovigen en bracht hen tot Christus. De gelovigen getuigden van de Here Jezus. Zo was in deze groei een samenwerking te zien van de gelovigen en de Heilige Geest. 

4. Zij leefden met het oog gericht op de toekomst, Handelingen 4:16-17


God had tegen Abraham gezegd, dat Hij zou zegenen al wie Abraham en dus ook de Joden, zou zegenen (Genesis 12:3). David had in Psalm 122:6 gezegd, dat ieder die Jeruzalem zou liefhebben en het vrede zou toebidden, rust zou genieten. Het zal een gemeente goed gaan, als een gemeente op de juiste wijze tegenover het Joodse volk staat. Zo'n gemeente zal de zegen van de Heer ervaren en rust genieten. 

Kerken die in een soort geestelijke diefstal de zegen van Abraham voor zichzelf geïncasseerd hebben en zichzelf het geestelijk Israël noemen, doen niet wat God tegen Abraham zei. Een levende gemeente geeft Israël de plaats die Israël toekomt. Zo'n gemeente leeft ook in de verwachting van de komende grote zegen voor het volk Israël in het komende Messiaanse rijk, als Messias Jezus openbaar zal worden als koning van de ganse aarde. 

Zij leefden in de verwachting van de spoedige openbaring of komst van het koninkrijk der hemelen op aarde. In zijn Pinksterprediking legt de apostel Petrus er de nadruk op, dat de gebeurtenissen van die dag te maken hebben met de profetieën van Joël en David. De Heilige Geest is uitgestort en dat is het teken van de Messiaanse tijd. Daarom geschiedden er ook tekenen en wonderen. Wij leven nu niet in de verwachting van het spoedige aanbreken van het Messiaanse rijk, maar wij verwachten de terugkomst van de Here Jezus (1 Thess. 1:10). 

5. Zij kwamen bijeen voor hun eigen samenkomsten


Handelingen 20:7: “eerste dag van de week…” is de zondag!

Hun eigen samenkomsten beleefden zij "aan huis", niet omdat dat een principe kwestie zou zijn, maar gewoon omdat er in die tijd o.a. geen andere ruimten beschikbaar waren. Ze kwamen aan huis, maar ook in de tempel (grotere bijeenkomstzaal) Handelingen 2:46.

In hun eigen samenkomsten beleefden zij de volgende zaken: 

a. hun eigen prediking in het onderwijs, dit is de leer van de apostelen (Handelingen 2:42). Zij kwamen in hun eigen samenkomsten bijeen om opgevoed te worden in het christenleven èn om de boodschap van de Here Jezus te horen. De apostelen hadden, zo zegt Matteüs 28:19 ons, van de Here Jezus de opdracht ontvangen om de nieuwe discipelen te leren onderhouden alles wat de Here Jezus bevolen had. Het gaat dus om de speciale boodschap van de Here Jezus.

b. de gemeenschap der heiligen (Handelingen 2:42). Contact met elkaar. Met elkaar praten en naar elkaar luisteren. Met elkaar meeleven. Bewogenheid tonen voor elkaar. Liefde voor elkaar. De gemeenteleden vormden een aparte gemeenschap met elkaar.

c. het avondmaal als het breken van het brood (Handelingen 2:42, 46). Het avondmaal werd door de eerste christenen zeer regelmatig gevierd. Zeker iedere week, ook wel dagelijks. Ze waren ook dagelijks te vinden in huis van de Heer.

d. de gebeden, die zij tezamen voor het aangezicht van God opzonden (Handelingen 2:42). Dagelijks baden ze samen.

e. hier beleefden zij de aanwezigheid en het werk van de Heilige Geest, die hen allemaal vervulde (Handelingen 4:31). 

f. hier spraken zij allen met elkaar vrijmoedig over het Woord van God, dit deden zij zowel intern, dus onder elkaar, als ook naar buiten, tot de ongelovigen (Handelingen 4:31). Dit was een duidelijk bewijs van het werk van de Heilige Geest aan en in hun harten. Hier spraken zij over de grote werken Gods, zoals die in de Bijbel te vinden zijn. Hun spreken gebeurde met grote vrijmoedigheid. Het Griekse woord voor vrijmoedigheid betekent eigenlijk "alles zeggen". Oorspronkelijk betekent het "het recht van een burger om zich in de volksvergadering vrij te mogen uitspreken". Het is dus een spreken zonder angst of schaamte. 

g. hier beleefden zij de eenheid met elkaar als een eenheid van hart en ziel (Handelingen 4:32). In 1 Joh. 1:7 schrijft Johannes ons:” Maar gaan we onze weg in het licht, zoals Hijzelf in het licht is, dan zijn we met elkaar verbonden en reinigt het bloed van Jezus, Zijn Zoon, ons van alle zonde”. Deze mensen waren één van hart en één van ziel. Dat wil zeggen, dat er een grote mate van eenheid was in hun denken, voelen en willen. Alleen de Heilige Geest kan zo'n eenheid teweeg brengen. 

6. De gelovigen hadden zorg voor elkaar


" Ze verkochten al hun bezittingen en verdeelden de opbrengst onder degenen die iets nodig hadden (Handelingen 2:45) " Niemand onder hen leed enig gebrek,… waarna het geld naar behoefte onder de gelovigen werd verdeeld”. (Handelingen 4:34,35). De gemeente te Jeruzalem bestond voornamelijk uit arme mensen. Zij die het wat beter hadden, moesten hun arme broeders en zusters niet vergeten. De andere gemeenten in de wereld hadden het ook over het algemeen wat beter dan de mensen in Jeruzalem. Daarom moest er ook in de andere gemeenten geld ingezameld worden voor de gelovigen te Jeruzalem. Zie Handelingen 11:29,30 ;24:17; Romeinen 15:25-27; 1 Korintiërs 16:3; 2 Korintiërs 9:1-15; Galaten 2:10. 

7. De gelovigen loofden God


" Ze loofden God." (Handelingen 2:47) Er staat een bijzondere geschiedenis in de Bijbel over de overwinning van Juda o.l.v. koning Josafat over de Moabieten, de Ammonieten en de Meünieten. Zie 2 Kronieken 20:13-22. 

8. Er was grote genade over alle gelovigen


"… en God begunstigde allen rijkelijk" (Hand. 4:33) Genade is een bijzonder goed. De apostel Paulus heeft de genade van God ervaren, toen hij worstelde met zijn doorn in het vlees en daarvan niet genezen werd (2 Korintiërs 12:9). Paulus spoorde Timotheüs aan met de woorden: " Mijn kind, wees sterk door de genade van Christus Jezus" (2 Timoteüs 2:1). 

9. Zij allen leefden in vrede


" In heel Judea en Galilea en Samaria leefde de gemeente in vrede en kwam tot bloei" (Handelingen 9:31). Hier gaat het in de eerste plaats over vrede van buiten af. Zij werden niet vervolgd. Maar zij hadden ook vrede van binnen uit; vrede met elkaar. 

10. Zij werden opgebouwd in kennis, in leer en leven en zij wandelden in de vreze des Heren
" De gelovigen leefden in ontzag voor de Heer" (Handelingen 9:31). 

a. Zij werden opgebouwd in kennis, leer en leven. Hun geloof werd verdiept en versterkt. b. Zij wandelden in de vreze des Heren (ontzag voor de Heer). Zij kenden de vreze des Heren niet alleen, zij wandelden er zelfs in. Zij hadden ontzag voor God en leefden in gehoorzaamheid aan Zijn wil. Een goede beschrijving van wat de vreze des Heren uitwerkt, vinden wij in Nehemia 5:15, waar wij Nehemia's eigen getuigenis vinden over wat de vreze des Heren (ontzag voor de Heer) in zijn leven betekende en uitwerkte. Spreuken 1:7 zegt nadrukkelijk: “Het begin van alle kennis is ontzag voor de Heer”. De Bijbel leert echter duidelijk, dat God als hemelse Vader Zijn kinderen tuchtigt, omdat Hij hen liefheeft. 

Dit zijn de 10 kenmerken van een levende gemeente. Een gemeente die voldoet aan alle 10 kenmerken, zouden wij bijna een super gemeente noemen. 

Wij kunnen nu op 2 manieren reageren: 
a. Wij kunnen een kritisch oordeel vellen over onze eigen gemeente. Hoe staat het met ‘het levend zijn’ van onze eigen gemeente? Waarin schieten wij te kort? Waar falen wij? Waar valt er wat te mopperen en te klagen? Zoiets bouwt niet op. We kunnen er heel wat kritiek op los laten.

b. Wij kunnen onszelf ook afvragen: Wat heb ik er aan gedaan om mijn eigen gemeente te maken tot een levende gemeente? Ben ik trouw in de diensten en bij de andere activiteiten? Ben ik een voorbeeld voor anderen? Ben ik een medewerker of een meeloper? Dat bouwt op, als het leidt tot een verandering, ja, een verbetering in je eigen leven. Wij zullen de Here meer toegewijd moeten zijn. Wilt u dat? Wilt u zich daarvoor openstellen? Wilt u de Here en Zijn Woord meer de juiste plaats in uw leven geven? Dan zal God u en onze gemeente rijkelijk kunnen zegenen. Wees geen mopperaar, maar een bouwer!

Vorige
Vorige

Bij Jezus zijn we veilig

Volgende
Volgende

Gods verlangen naar u